Informatie-overdaad is het beschikbaar hebben van zoveel informatie dat een persoon de informatie of echt niet aan kan, of wordt overvallen door dit gevoel - Pearson Education Glossary, vert. 2005
De rol van informatie in onze maatschappij neemt steeds verder toe. Bij het maken van beslissingen is het hebben van de juiste informatie steeds belangrijker. Wanneer informatie slecht wordt gepresenteerd leidt dit tot verwarring. In het uiterste geval kan deze verwarring een consument er zelfs van weerhouden producten te kopen of diensten af te nemen. Dit is mijn reden waarom ik onderzoek naar informatie-overdaad zo belangrijk vind.
Informatie-overdaad kan ondermeer bestudeerd worden vanuit de complexiteit van de inhoud, de context (zoals de diversiteit van de keuze opties) en de presentatie vorm (b.v. grafisch of tabellarisch). Het doel van deze paper is het krijgen van inzicht in de rol van presentatie in het veroorzaken van informatie-overdaad. Hierbij zal ik aspecten van de presentatie behandelen die een belangrijke rol spelen bij het veroorzaken of tegengaan van informatie-overdaad.
De opbouw van deze paper is als volgt: In de eerstvolgende paragraaf zal ik de benodigde theoretische achtergrond presenteren die noodzakelijk is voor de analyse van bestaande presentatiemethodes. Daarna zal ik enkele presentatiemethodes analyseren en vergelijken en in de laatste paragraaf volgt de conclusie.
Het onderzoek naar het fenomeen informatie-overdaad is niet iets van de laatste jaren. Onderzoek naar het fenomeen is al enkele tientallen jaren gaande. In deze paragraaf zullen de belangrijkste stromingen en kenmerken van dit onderzoek worden belicht. Allereerst zal worden gekeken naar de kenmerken van informatie-overdaad. Vervolgens zullen mogelijke oorzaken worden besproken en tenslotte zal kort worden ingegaan op de invloed van de context op informatie overdaad.
Uit de definitie, zoals gegeven in de inleiding, bleek reeds dat informatie-overdaad twee kanten kent: het daadwerkelijk niet kunnen bevatten van de gepresenteerde informatie en het gevoel dit niet te kunnen. In de praktijk leidt dit tot een onderscheid in een invloed op de kwaliteit van de beslissing en een invloed op de gemoedstoestand. In alle voor deze paper behandelde onderzoeken komt dit onderscheid aan bod.
De kwaliteit van de beslissing wordt gezien als een objectief te bepalen aspect. Zo wordt kwaliteit bepaald aan de hand van bijvoorbeeld de mate waarin mensen het beste alternatief weten te selecteren (Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004; Habl & Trifts, 2000), of de juistheid van de antwoorden op vragen die gesteld worden aan de deelnemers (Coll, Coll & Thakur, 1994).
De subjectieve toestand, het gevoel, is niet iets dat objectief waargenomen kan worden. In drie van de behandelde artikelen wordt deze bepaald door middel van vragen direct na het uitvoeren van het experiment (Lee & Lee, 2004; Habl & Trifts, 2000; Coll et al., 1994). Gevraagd werd onder andere naar het vertrouwen in de gemaakte beslissing (Lee & Lee; Habl & Trifts), de tevredenheid over de gemaakte beslissing (Lee & Lee; Coll et al.) en de mate van verwarring die ze ervoeren na de beslissing (Lee & Lee; Coll et al.). Coll et al. hebben niet direct naar de verwarring gevraagd, maar mijns inziens komt deze variabele tot uitdrukking in de waarden die zij verkregen door te vragen naar de factoren complexiteit, moeilijkheid, gevoel van efficintie en interessantheid van de beslissing.
Lurie (2004) gebruikt geen vragenlijst om de subjectieve toestand te meten. In het onderzoek wordt een informatie-acquisitie-index gentroduceerd. Deze index geeft aan hoe willekeurig mensen informatie bestuderen. De mate van willekeur zou een uitdrukking kunnen geven aan de mate van verwarring die de deelnemers ervaren. Zo kan deze index aangeven of de deelnemer hoofdzakelijk per attribuut de alternatieven vergeleek, hoofdzakelijk eerst alle attributen van een alternatief bekeek en vervolgens een ander alternatief bestudeerde, of dat de deelnemer een minder structurele (willekeurigere) manier gebruikte om de informatie tot zich te nemen. De index is gegenereerd met behulp van een speciaal computerprogramma dat het gedrag van de deelnemers volgde.
Verder worden in enkele onderzoeken snelheid (Lurie, 2004; Coll et al., 1994) en het aantal serieus overwogen (deze dienden de gebruikers tijdens of na het onderzoek aanwijzen) items (Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004; Habl & Trifts, 2000) aangewezen als mogelijke indicatoren voor informatie-overdaad. Een afname in snelheid zou bijvoorbeeld aan kunnen duiden dat de deelnemers meer moeite hebben met het verwerken van de informatie. Een toename in het aantal serieus overwogen items kan een indicatie zijn van een grotere verwarring onder de deelnemers, maar het kan ook zijn dat de deelnamers simpelweg in staat zijn gesteld om meer items te verwerken (hetgeen zou kunnen leiden tot een hogere kwaliteit).
De term geeft het zelf al aan, informatie-overdaad wordt veroorzaakt door informatie. Belangrijk voor het onderzoek naar informatie-overdaad is om de hoeveelheid te verwerken informatie uit te kunnen drukken in numerieke waarden (de informatie-intensiteit) om zo verband te kunnen leggen met de ervaren informatie overdaad. De twee belangrijkste stromingen in het onderzoek naar informatie overdaad worden de traditionele en de structurele benadering genoemd. Opgemerkt dient te worden dat beide benaderingen zijn ontwikkeld rondom een matrix waarin bijvoorbeeld producten worden vergeleken. Daarom wordt er gesproken over alternatieven (rijen in de matrix) en attributen (kolommen in de matrix). In de volgende paragraaf zal ik hier verder op in gaan.
Volgens de traditionele benadering wordt de hoeveelheid informatie gedefinieerd als het aantal alternatieven en het aantal attributen. De numerieke waarde voor informatie-intensiteit die hier aan gekoppeld wordt bestaat uit de vermenigvuldiging van deze twee aantallen. Zowel Lee en Lee (2004) als Lurie (2004) wijzen er op dat deze benadering tot nogal tegenstrijdige resultaten heeft geleid.
De structurele benadering beschouwt naast het aantal alternatieven en aantal attributen ook de hoeveelheid te onderscheiden attribuutniveaus (zo kan een attribuut (b.v. batterijduur) bijvoorbeeld de waarden 'kort' en 'lang' bevatten versus 'kort', 'middel' en 'lang') en de verdeling van deze attribuutniveaus over de diverse attributen (zo kan bijvoorbeeld of de helft van de alternatieven 'kort' en de andere helft 'lang' bevatten als waarde voor een attribuut (een even, of gelijke, verdeling), maar deze verdeling kan ook niet gelijk zijn (oneven): 8/9 van de alternatieven heeft voor een bepaald attribuut de waarde 'kort' en 1/9 'lang'). Dat er gekeken wordt naar het aantal attribuutniveaus en de verdeling daarvan komt voort uit de informatie theorie (Lurie, 2004). Volgens deze theorie is de hoeveelheid informatie een gevolg van de hoeveelheid discrete attribuutwaardes en de kans op deze bepaalde waarde.
Voordat de structurele benadering werd gebruikt in onderzoek naar informatie-overdaad werd de context van de beslissing onderzocht om de voorspellende mogelijkheden van de traditionele benadering te verbeteren. Onderzochte contextfactoren zijn o.a. het belang van de attributen (sommige attributen worden minder belangrijk gevonden dan andere), (on)gelijkheid van de alternatieven (hoever de waarden op elkaar lijken), tijdsdruk (moet de beslissing snel gemaakt worden of niet), diversiteit van de attributen (lijken de attributen op elkaar) en de mate waarin informatie herhaald wordt (zit er structuur in de informatie of niet) (Lee en Lee, 2004). Hoewel al deze factoren, naar zeggen van Lee en Lee, significante invloed bleken te hebben op de kwaliteit van de voorspelling, worden ze in geen van de hier beschreven artikelen behandeld als variabele.
Coll et al. (1994) beschouwen echter wel andere factoren. Zij maken onder andere onderscheid in het type taak, het soort presentatie (grafisch of tabellarisch) en de achtergrond (ze vergelijken economische studenten met technische studenten).
Het taaktype en de presentatievorm worden door hen als relevant bevonden in verband met het fenomeen encoding specificity. Volgens dit principe wordt een gegeven het best herinnerd wanneer de omgeving tijdens de opslag wordt voorgesteld bij het ophalen. Coll et al. (1994) suggereren dat dit principe ook geldt in de besliskunde: snellere en nauwkeurigere beslissingen zullen gemaakt worden wanneer de presentatie van de te verwerken informatie overeenkomt met de manier waarop deze gebruikt wordt in de beslissing.
De studie-achtergrond wordt beschouwd door Coll et al. (1994) om een mogelijke leereffect te ontdekken. Economie studenten zijn volgens hen namelijk meer ervaren met tabellen, en zouden daarom mogelijk beter tabellen kunnen verwerken dan technische studenten. Technische studenten zouden echter beter grafieken kunnen verwerken, omdat zij meer bedreven zijn met grafieken.
Ook van onderwerpkeuze is bedacht dat deze een invloed kon uit oefenen op het effect van informatie-overdaad; het idee er achter is dat bepaalde onderwerpen meer zouden kunnen 'aanspreken' of beter 'begrepen' worden waardoor deze beter verwerkt kunnen worden. De effecten hiervan bleken echter minimaal (Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004).
In deze paragraaf worden enkele presentatiemethodes behandelen. De te behandelen presentatie-methodes zullen zijn: De matrix (Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004; Coll, Coll & Thakur, 1994), de recommandatie-agent (Habl & Trifts, 2000), de dynamische matrix (Habl & Trifts, 2000), een combinatie van deze laatste twee (Habl & Trifts, 2000) en het staafdiagram (Coll et al., 1994). Hiervan zal kort een beschrijving worden gegeven, waarna de resultaten worden besproken en tenslotte zullen deze kort worden besproken vanuit de in de vorige paragraaf behandelde theorie.
Met een matrix wordt een tweedimensionale matrix bedoeld waarbij horizontaal de attributen staan (b.v. batterijduur, ondersteunde formaten) en verticaal de alternatieven(b.v. verschillende typen mp3-spelers) (Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004; Coll, Coll & Thakur, 1994). Tenzij anders aangegeven is deze presentatievorm niet dynamisch (deze variant zal later nader toegelicht worden). Een unieke positie in de matrix heet een cel. Hierbij hoort enkel n attribuut en n alternatief. Het lezen van een cel wordt een informatie-acquisitie genoemd. Wanneer n of meer cellen een zelfde inhoud hebben (b.v.: n of meerdere cellen hebben op het attribuut levensduur de waarde 'lang') wordt er gesproken van een attribuutwaarde of -niveau. De verdeling van deze attribuutwaarden wordt ook wel informatiestructuur genoemd.
De kwaliteit van de beslissing (het percentage beste alternatieven (in alle opstellingen zaten alternatieven die op alle attributen als beste scoorden) dat de deelnemers wisten te vinden) kan op verschillende manieren worden benvloed, zo blijkt. Zo vinden Lee en Lee (2004) dat, in overeenstemming met de traditionele benadering in de studie naar informatie-overdaad, het aanbieden van minder attributen leidt tot een betere kwaliteit van selectie. Het aantal alternatieven heeft volgens Lee en Lee (2004) geen significante invloed op de resultaten. Dit is niet in overeenstemming met de traditionele benadering. Wanneer men echter enkel de resultaten bestudeerd waarin een alternatieven met een gelimiteerd aantal alternatieven worden vergeleken blijkt de invloed van het aantal alternatieven wel significant te zijn (Lee & Lee; Lurie, 2004). Lurie vond echter dat de significantie van het aantal alternatieven ook bij het gelimiteerde aantal altnernatieven verwaarloosbaar was wanneer de informatie-intensiteit (op basis van de attribuutverdeling en het aantal attribuutniveaus) werd meegenomen in de beschouwing. Ook Lee en Lee vonden dat de voorspellende waarde van de distributie van attribuut-niveaus het meest significant is (in alle situaties) bij het voorspellen van de selectie-kwaliteit (naar de invloed van het aantal attribuutniveaus deden zij geen onderzoek).
Op de subjectieve toestand (vertrouwen, tevredenheid en mate van verwarring), kwamen in de geraadpleegde onderzoeken het aantal attributen (Lee & Lee, 2004) en de distributie van attribuutniveaus (Lee & Lee; Lurie, 2004) naar voren. Het beschikbaar hebben van meer attributen zorgt volgens Lee en Lee voor een vermindering in het vertrouwen in de beslissing en een vermindering in de tevredenheid met de beslissing. Daarnaast zorgt het voor een toename in de mate van verwarring. Een verandering van een oneven verdeling van attribuutniveaus naar een even verdeling van attribuutniveaus heeft een beperkter effect; enkel het vertrouwen neemt significant af. Dat de invloed van attribuutniveaus maar een beperkt effect heeft op de subjectieve toestand is opvallend, want de attribuutverdeling bleek een sterk effect op de selectie-kwaliteit te hebben. Een soortgelijk resultaat is ook behaald door Lurie (wanneer zijn index als uitdrukking wordt beschouwd van verwarring): zijn (zie p. ) werd, in tegenstelling tot wat Lurie had verwacht, ook niet grilliger.
De dynamische matrix (Habl & Trifts, 2000) is vergelijkbaar met de zojuist besproken matrix. De dynamische matrix verschilt echter in twee opzichten. Ten eerste dient de gebruiker de dynamische matrix zelf te vullen door producten uit een catalogus toe te voegen ter vergelijking en ten tweede biedt deze matrix mogelijkheden om informatie per attribuut te sorteren.
Verwacht werd dat door de verbeterde mogelijkheden om de gegevens naar de hand te zetten (in vergelijking met de niet-dynamische matrix), de kwaliteit van de keuze zou verbeteren (Habl & Trifts, 2000). Een mogelijke verklaring is dat de sorteertechnieken niet de cognitieve moeite reduceren. Ook blijkt de dynamische matrix weinig te veranderen aan het door de deelnemers gerapporteerde gevoel van vertrouwen. Effecten op tevredenheid en verwarring zijn niet door Habl en Trifts gemeten.
Opvallend is dat een dynamische matrix ook niet leidt tot het bekijken van meer alternatieven (de dynamische matrix vergemakkelijkt nl. het grootschalig vergelijken). Habl en Trifts (2000) gaan hier zelf niet op in. Een verklaring voor de resultaten is een mogelijke onbekendheid met de matrix, waardoor er niet te veel producten in de matrix worden gestopt. In de conclusie zal ik hier nader op in gaan.
De recommandatie-agent (Habl & Trifts, 2000) is een applicatie die een persoonlijke lijst van producten samenstelt. In deze lijst worden opgenomen: het merk, het producttype en een verwijzing naar de bijbehorende productpagina met meer informatie. De persoonlijke lijst wordt samengesteld op basis van twee parameters die door de gebruiker per attribuut moeten worden ingesteld: het belang van het attribuut, de minimum waarde van het attribuut. Tenslotte dient aangegeven te worden hoeveel alternatieven men wil zien.
De recommandatie-agent leidt tot een sterke toename van de selectie-kwaliteit (Habl & Trifts, 2000) ten opzichte van de dynamische matrix en de situatie waarin enkel een hirarchisch georganiseerde, productcatalogus beschikbaar is. Dit is te verklaren door de automatische voorselectie die plaats vindt; er zijn minder alternatieven te beschouwen. Dit is overeenkomstig met de voorspelling die vanuit de traditionele benadering gedaan zou kunnen zijn. Ook is het in overeenstemming met de resultaten van Lee en Lee (2004) en Lurie (2004) die ook bij een reductie van het aantal alternatieven een toename in de kwaliteit waarnamen.
Wat betreft de subjectieve toestand heeft de recommandatie-agent voordelen boven de dynamische matrix; het vertrouwen in de keuze neemt toe (Habl & Trifts, 2000). Effecten op tevredenheid en verwarring zijn niet door Habl en Trifts gemeten.
Op het aantal overwogen alternatieven heeft de recommandatie-agent, geheel volgens de verwachting van het gezonde verstand, een negatief effect: er worden minder alternatieven overwogen (Habl & Trifts).
De recommandatie-agent met dynamische matrix (Habl & Trifts, 2000) is een combinatie van de hierboven besproken technieken. In plaats van een beperkte persoonlijke lijst te laten zien met merken en producttypen, wordt nu het resultaat van de recommandatie-agent getoond in een dynamische matrix. Het voordeel is dat niet langer de afzonderlijke productpagina's met meer informatie bekeken hoeven te worden.
De kwaliteit (gemeten als het aantal objectief betere producten dat geselecteerd is) van de recommandatie-agent met de dynamische matrix is iets beter dan wanneer alleen de recommandatie-agent is toegepast (Habl & Trifts, 2000). Dit verschil is echter niet significant. Dit zou te maken kunnen hebben met de relatief hoge kwaliteit die enkel door gebruik van de recommandatie-agent al behaald wordt (in 90% van de gevallen werd met de recommandatie agent het beste item gevonden).
Het toevoegen van de dynamische matrix aan de recommandatie-agent heeft een negatief effect op het vertrouwen. Hoewel dit op het eerste gezicht mogelijk vreemd lijkt, de informatie is immers enkel ter verduidelijking, is het niet zo vreemd wanneer deze toevoeging wordt beschouwd als een toevoeging van meer attributen. De dynamische matrix vereist namelijk een presentatie van alle aanwezige producteigenschappen. Zowel vanuit de structurele als de traditionele benadering heeft dit een informatie-intensiteit-verhogende werking, hetgeen kan verklaren waarom de kwaliteit afneemt. Ook de resultaten van Lee en Lee (2004) laten eenzelfde effect zien. Effecten op tevredenheid en verwarring zijn niet door Habl en Trifts gemeten.
In het staafdiagram (Coll et al., 1994) worden attributen horizontaal weergegeven, gegroepeerd per item. Op de verticale as kan een attribuutwaarde worden afgelezen.
Volgens Coll et al. (1994) leidt het gebruik van een staafdiagram tot een afname in kwaliteit ten opzichte van de door hen behandelde matrix. Wanneer het taaktype echter nader wordt bekeken blijkt deze onafhankelijke variabele een dit oordeel te modereren: terwijl de matrix de voorkeur geniet bij het opvragen van exacte waarden, geniet het staafdiagram de voorkeur wanneer gevraagd wordt om gegevens te vergelijken (Coll et al.). Deze waarneming draagt bij aan de door Coll et al. opgeworpen hypothese dat het principe van encoding specificity ook in deze situatie van toepassing is.
Grafiek 1: Gemiddeld aantal correcte antwoorden (Coll et al., 1994) BT=economisch/tabel, BG=economisch/staafdiagram, ET=technisch/tabel, EG=technisch/staafdiagram
Coll et al. (1994) beweren (het taaktype hierbij buiten beschouwing latend) dat de matrix significant beter is dan het staafdiagram in de situaties met 1, 2 en 3 attributen (Coll et al. spreken van complexiteitsniveaus). Opgemerkt dient te worden dat het hoogste door hen onderzochte complexiteitsniveau een situatie is waar drie attributen beschouwd worden. Zoals in grafiek te zien is is er geen lineair verband aan te wijzen, en is dus het gedrag bij meer attributen moeilijk te voorspellen.
De invloed van de presentatievorm op de subjectieve ervaring wordt enkel zijdelings besproken door Coll et al. (1994). Men laat het bij de opmerking dat de attitude tegenover de grafiek minder positief is dan de attitude tegenover de matrix. Het effect van het getoetste taaktype (informatie extractie of vergelijken) op de subjectieve toestand ontbreekt in hun studie.
Wat betreft de snelheid van verwerking beweren Coll et al. (1994) dat een verwerking met behulp van een staafdiagram minder snel is dan met behulp van een matrix. Effecten van het taaktype ontbreken, ook hier, in de resultaten van het artikel.
Het doel van deze tekst is het krijgen van inzicht in de rol van presentatie in het veroorzaken van informatie-overdaad. Om dit inzicht te krijgen hebben we eerst bekeken wat de verschillende benaderingen zijn geweest in de studie naar informatie-overdaad. Informatie-overdaad heeft als gevolg een teruggang in kwaliteit (objectief) en/of het gevoel overladen te worden met informatie (subjectief).
Informatie-overdaad wordt uiteraard veroorzaakt door informatie. Om de hoeveelheid informatie uit te drukken in een getal is gebruik gemaakt van de structurele benadering die het aantal alternatieven en het aantal attributen, ook de distributie van de afzonderlijke attribuutwaarden en het aantal afzonderlijke attribuutwaarden beschouwt als variabelen die invloed hebben op de hoeveelheid informatie als eenheid.
Er zijn enkele presentatievormen bestudeerd en vergeleken: de matrix (Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004; Coll, Coll & Thakur, 1994), de recommandatie-agent (Habl & Trifts, 2000), de dynamische matrix (Habl & Trifts, 2000), een combinatie van deze laatste twee (Habl & Trifts, 2000) en het staafdiagram (Coll et al., 1994). Opmerkelijke resultaten en tekortkomingen zullen hieronder worden samengevat.
Afgesloten zal worden met een voorstel tot vervolgonderzoek, waarna het slotwoord zal volgen.
Informatie-overdaad is een fenomeen dat op verschillende manieren aangepakt kan worden, zo blijkt uit de literatuur. De informatiestructuur, de hoeveelheid attributen en alternatieven, de presentatievorm, allen kunnen aangepast worden om informatie-overdaad terug te dringen.
Succesvol lijkt vooral de techniek te zijn die het aantal alternatieven weet te reduceren. Dit is het resultaat van de recommandatie-agent die door Habl en Trifts (2000) is beschouwd. Hun resultaten komen overeen met die van andere onderzoeken Lee & Lee, 2004; Lurie, 2004). Opzienbarend is dit resultaat dan ook niet.
Structuur geven aan de informatie, zoals bij de dynamische matrix gebeurt (Habl & Trifts, 2000), bleek ook voordelen boven een minder georganiseerde manier van presentatie (losse pagina's met informatie) te hebben. Zo namen kwaliteit en efficintie toe. Helaas is door het niet apart te beschouwen van de invloed van de sorteermogelijkheden op de kwaliteit en efficintie niet duidelijk wat de toegevoegde waarde hiervan is. Zelf vermoed ik dat deze wel degelijk een positieve bijdrage kan leveren. Sorteermogelijkheden kunnen mogelijk het vormen van groepen van vergelijkbare producten vergemakkelijken, volgens het Gestaltprincipe van groepering door nabijheid (Sekuler & Blake, 2002). Door groepering neemt mogelijk het individueel te verwerken groepen af (aangezien er minder afzonderlijke attribuutniveaus te onderscheiden zijn) en zou de kwaliteit kunnen toenemen (Lurie, 2004).
Tenslotte toont het onderzoek van Coll et al. (1994) dat een het taaktype sterk bepalend is voor de keuze van de beste presentatievorm. Dit suggereert dat het voor een effectieve presentatie erg belangrijk is om bij de keuze van presentatievorm het beoogde taaktype te weten. Dit is in overeenstemming met het fenomeen encoding specificity. Het onderzoek gaat helaas niet in op problemen met meer dan 3 attributen, waardoor de effecten van informatie overdaad in deze studie onvoldoende naar voren zijn gekomen.
Het duidelijkst komt het verschil in presentatievorm naar voren in het onderzoek van Coll et al. (1994). Zonder informatie weg te laten of toe te voegen lieten zij significante verschillen zien tussen de grafiek en de tabel als presentatievorm. De beste presentatievorm is echter sterk afhankelijk van het type opdracht dat uitgevoerd dient te worden. Dit brengt ook duidelijk een moeilijkheid aan het licht wanneer het aan komt op de genericiteit; het is niet per definitie het beste om data als grafiek, of tabel, of mogelijk een andere vorm te presenteren, ook al vonden zij dat ervaring met bepaalde presentatiemethodes een significant effect heeft op de kwaliteit. Dit effect bleek echter verwaarloosbaar wanneer ze de effecten bij verschillende presentatiemethodes vergeleek.
Het gebruik van een recommandatie-agent is ook niet zonder bezwaren. Ten eerste zijn niet alle situaties geschikt om informatie te filteren (bezwaar op de genericiteit van de toepassing). Soms dient gewoonweg alle informatie geanalyseerd te worden. Ten tweede is een recommandatie-agent een ondoorzichtig mechanisme (bezwaar op de transparantie van de toepassing) waar, naast de voor de gebruiker zichtbare afwegingen, ook (mogelijk) onzichtbare afwegingen meespelen. Dit zou dan vooral effect hebben op het vertrouwen in de beslissing.
Enkele malen kwam het voor dat de gegevens uit de diverse artikelen te kort schoten bij de analyse. Zo was het moeilijk om de dynamische matrix te vergelijken met een 'gewone' matrix, omdat deze gewone matrix niet bestond als referentie in het onderzoek van Habl en Trifts (2000). Daarnaast kon uit het artikel van Coll et al. (1994) niet worden afgeleid hoe de kwaliteit zich zou ontwikkelen in situaties waarin gegevens werden behandeld met meer dan drie attributen. Verder is het interessant het taaktype ook te beschouwen bij het vergelijken van andere presentatietechnieken, ondermeer omdat het bij Coll et al. (1994) zo'n duidelijke invloed had op de resultaten.
De aanleiding om tot vervolg onderzoek over te gaan met daarin een dynamische matrix (Habl & Trifts, 2000) vraagt om enige toelichting. De gegevens uit het artikel (Habl & Trifts) lijken namelijk aan te geven dat de dynamische matrix qua selectie-kwaliteit geen meerwaarde biedt boven de situatie waarin enkel een productcatalogus beschikbaar is. Het resultaat zou echter ook verklaard kunnen worden doordat mensen de kracht niet begrijpen van de dynamische matrix en daarom hun zoekgedrag niet aanpassen aan deze matrix. Dit zou verklaren waarom Habl en Trifts geen toename vonden in het aantal overwogen items, terwijl deze matrix zo geschikt is om meer gegevens op een rij te zetten. De mogelijke meerwaarde van de sorteermechanismen had beter onderzocht kunnen worden in een situatie waarin alle producten reeds in de matrix zijn geplaatst. Een aanleiding voor het beter analyseren van de dynamische matrix kan ook worden gevonden in de resultaten waarbij de dynamische matrix wordt gebruikt in combinatie met een recommandatie-agent. Het resultaat van de studie naar deze opstelling suggereert dat er een verbetering in kwaliteit is na presentatie van de resultaten van de recommandatie-agent in de dynamische matrix.
In een vervolgstudie vragen de bovengenoemde problemen om behandeling. Het volgende 3x3x3x2 factorial within-subject ontwerp zou mogelijk meer duidelijkheid kunnen bieden. Presentatievorm (matrix, dynamische matrix, staafgrafiek), taaktype (waarde vergelijking, waarde extractie, selectie beste optie), aantal attributen (in het verlengde van eerdere onderzoeken: 3, 9, 18) en distributie (oneven, even) worden in dit ontwerp gevarieerd. De deelnemers zullen willekeurig worden toegewezen aan een bepaalde volgorde presentatie vormen, distributievolgorde en een bepaalde taaktype. Constant zal worden gehouden het aantal alternatieven (18) aangezien de invloed daarvan relatief beperkt was. Ook het onderwerp bleek meermaals geen significante invloed te hebben op de informatie-overdaad en zal daarom in dit onderzoek niet mee worden genomen als vergelijkende variabele, mogelijk wel om het within-subjects ontwerp mogelijk te maken.
De overlap met eerdere onderzoeken geeft de mogelijkheid tot vergelijking van de gegevens. De nieuwe mogelijkheden die deze studie biedt is dat de toegevoegde waarde van de dynamische matrix nu goed vergeleken kan worden met de normale matrix. Verder kan mogelijk duidelijk worden of de gegevens van Coll et al. (1994) wel of niet zijn te generaliseren naar situaties waar de informatie complexer wordt. Tenslotte geeft het enig inzicht in de invloed van het taaktype op de presentatie methodes, aangezien diens invloed door Coll et al. (1994) als significant werd bevonden.
De toegevoegde waarde is vooral dat het vergelijk plaats vind rekening houdende met de structurele benadering. Coll et al. (1994) hielden hier geen rekening mee en zodoende bleek het niet mogelijk om effecten te herkennen die vanuit de structurele benadering mogelijk verklaard kunnen worden, of die in strijd blijken te zijn.
Deze tekst geeft inzicht in welke aspecten een belangrijke rol spelen in het veroorzaken van informatie overdaad. Een goede vergelijking werd enigszins bemoeilijkt doordat studies bepaalde variabelen niet behandelden. Er is dus voldoende ruimte om het fenomeen verder te verkennen en meer informatie hier over te vergaren.
Bibliografie
Coll, R.A., Coll, J.H., & Thakur, G. (1994). Graphs and tables: a four-factor experiment [Electronic version]. Communications of the ACM, 37(4), 77-86.
Habl, G., & Trifts, V. (2000). Consumer Decision Making in Online Shopping Environments: The Effects of Interactive Decision Aids [Electronic version]. Marketing Science, 19(1), 4-21.
Lee, B., & Lee, W. (2004). The Effect of Informatin overbelasting on Consumer Choice Quality in an On-Line Environment [Electronic version]. Psychology & Marketing, 21(3), 159-183.
Lurie, N.H. (2004). Decisision Making in Information-Rich Enivornments [Electronic version]. Journal of Consumer Research, 30, 473-486.
Pearson Education (2005). Information Overload (defenition). Glossary. Gedownload op 7 december 2005, van http://wps.pearsoned.co.uk/wps/media/objects/1452/1487687/glossary/glossary.html
Sekuler, R., & Blake R. (2002). Perception (4th ed.). New York: McGraw-Hill
Vond je dit leuk, volg me op Mastodon, voeg die RSS, euh ATOM feed toe aan je feedreader, of schrijf je hieronder in op mijn nieuwsbrief.
Dit artikel van murblog van Maarten Brouwers (murb) is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie .